ja moet maar mogen

Je moet maar mogen

Meneer Eekhof was mijn leraar Nederlands en de vader van een van mijn beste vrienden. Hij overleed in maart 2018 en sindsdien denk ik met regelmaat aan hem. Aan zijn liefde voor onze taal, aan de zachte glimlach die zijn wangen kon plooien, aan die eigenaardige kanteling van zijn hoofd. Achterover, waardoor het nooit makkelijk voor me was om echt hoogte te krijgen van wat er in hem omging. Ook de terugkerende spanning tussen ons kan ik 30 jaar later niet zo helder meer duiden. Ik herinner me wel dat ik meer dan eens de klas uit werd gestuurd. Aan het eind van één van die dagen moest ik me bij hem melden, want zo kon het toch niet verder. Zijn gratis diagnose: “Christiaan, jij bent er heel goed in om steeds alle verantwoordelijkheid buiten jezelf te leggen.” Terwijl ik verongelijkt aanstalten maakte om hem duidelijk te maken dat dát niet aan mij lag, merkte ik iets wonderlijks op. Het koste me moeite om de strijd aan te binden met iemand die ik gewend was aan te spreken met ‘U’! Hij was een ‘U’ en ik een ‘jij’, en vanuit die ongelijkheid viel het niet mee om eens flink tekeer te gaan.

In de Tweede Kamer

De afgelopen week dacht ik opnieuw aan mijn gesteggel met meneer Eekhof. Ik keek naar een debat tussen twee parlementsleden en hoorde de voorzitter een paar keer zeggen: “Spreekt u via de voorzitter!” in een poging de hitte wat uit het gesprek te krijgen. Hoewel de Kamerleden geen moeite leken te hebben om elkaar in de haren te vliegen terwijl ze elkaar aanspraken met ‘U’, bleek het lastig te zijn om te jij-bakken wanneer hen gevraagd werd te spreken via een derde persoon.

Ieder woord kan de toon zetten

Ieder woord draagt een wereld aan betekenis in zich mee. En in gesprek met elkaar bepalen we steeds opnieuw wat dat woord op dat moment voor ons betekent. Bewust of onbewust kan taal de toon voor de verhouding zetten, zoals het woordje ‘U’ in mijn ruzie met meneer Eekhof. En Geweldloze Communicatie richt zich op verhoudingen waarin ieder van harte en vrijwillig kan bijdragen en ontvangen.

In onze trainingen zetten we taal in de schijnwerpers die iets lijkt te doen met verbinding. Niet om woorden uit te bannen, maar om bewust te worden hoe woorden soms verbinding ondersteunen of bemoeilijken. Vier woorden wil ik hieronder kort aanstippen. Het zijn kleine woordjes, die een wereld van verschil kunnen betekenen als het gaat om verbinding, vertrouwen en vreugde. Misschien kun je er een uitpikken om de komende dagen eens mee te experimenteren!

Je (in plaats van ik)

Je – Willy Alberti zong ooit: “Niemand laat zijn eigen kind alleen. Je bouwt het liefst een muurtje om haar heen.” Is het je ook wel eens opgevallen: Dat je soms gaat praten over ‘je’ in plaats van ‘ik’? Willy had ook kunnen zingen: “Ik ben zo bang om mijn kind los te laten. Het liefste zou ik een dikke muur om haar heen bouwen.” Het rijmt voor geen meter, maar het gaat wel meteen over Willy zelf.

Ik betrap mezelf graag op die momenten waarop ik niet meer praat over ik en mij, maar over je en jij. Soms is er dan van binnen iets verschoven in me. Het lijkt dan even niet meer te gaan over wat er in mij leeft, maar over hoe de wereld in elkaar zit. Vooral als praten over een eigen ervaring wat spannender wordt of kwetsbaar voelt (en wanneer dat is, verschilt van persoon tot persoon) brengt dit me wat geborgenheid.

Tegelijkertijd merk ik iets op als anderen iets persoonlijks delen terwijl ze over ‘je…’ spreken: het kost me meer moeite om aanwezig te blijven bij de ander als mens. Mijn aandacht richt zich dan sneller op wat ik vind en of ik het eens ben met de spreker. “Ik vind loslaten minstens zo belangrijk als een muurtje om mijn kind heen bouwen, beste Willy!” denk ik al gauw. En voor ik het weet, hang ik in gedachten uit bij het spel ‘wie heeft gelijk?”!

Moeten

We kiezen met de snelheid van het licht, en dat is om te overleven een vaardigheid die me dierbaar is. Wat wordt het leven een stuk gemakkelijker als ik niet bij alles wat ik doe na hoef te denken over mijn keuze! Tegelijkertijd zijn er momenten waarop de manier waarop ik kies, bijdraagt aan mijn welzijn en (zeker op de langere termijn) dat van de wereld om me heen. Iets doen omdat ‘het moet’ kan een enorm energie-lek opleveren. “Er zijn nu eenmaal dingen die moeten,” zegt iemand in een training wel eens. En als ik dan luister naar wat die dingen zo vervelend maakt, is dat bijna nooit de activiteit zelf, maar de kleine of grote tegenzin waarmee we ze doen.

Ik gebruik het woord moeten in situaties waarin ik weinig of geen keuze ervaar. Ik zeg met hetzelfde gemak ‘ik moet even naar de wc’ als ‘ik moet vandaag mijn omzetbelasting aanleveren’, terwijl de dringendheid echt anders aanvoelt. En als ik in het voorbijgaan tegen mijn partner zeg ‘oh, je moet even niet vergeten de afspraak voor de orthodontist te verzetten’ kan ik er vergif op innemen dat ‘je moet’ de sfeer beïnvloedt!

Maar

Omdat ik regelmatig in organisaties training geef, krijg ik ook van alles mee dat mensen in andere trainingen hebben geleerd. Zoals ‘Ja, maar… betekent eigenlijk NEE’. Twee dingen spelen voor mij: in de eerste plaats gaat MAAR voor mij over een behoefte. Soms is dat een behoefte die nog niet gezien is. Dieper, en dat is het tweede, gaat voor mij de indruk van tegenstelling die een maar voor mij oproept. ‘Maar’ is voor mij een echo van een wereld waarin de verbeeldingskracht te klein is om ruimte te geven aan meerdere behoeften naast elkaar. ‘Maar’ hoort voor mij thuis in de wereld van de strategieën, niet in de wereld van de behoeften. Zo wil ik bijvoorbeeld op mijn zondagmiddag graag rust, maar een stel motorrijders wil zijn hobby beoefenen op de weg voor mijn huis. Ik wil bijvoorbeeld vandaag met mijn kinderen spelen, maar moet eerst de belastingaangifte rondmaken. Mijn vrouw wil pasta eten, maar ik wil rijst. Meneer wil het huwelijk redden, maar mevrouw wil scheiden. Ook hier merk ik dat, wanneer ik mezelf het woordje ‘maar’ voel gebruiken, daar vaak iets van spanning en onmacht op zit. Ik vertel mezelf dat die spanning komt omdat twee of meer dingen niet met elkaar te verenigen zijn. Als ik helder heb wat de behoeften zijn, dan verandert verlammende spanning in creatieve spanning.

Mogen

Als ik een café in loop en vraag ‘Mag ik uw toilet even gebruiken?’, dan vraag ik om toestemming. Als een deelnemer aan een training aan mij vraagt ‘Mag ik even naar de WC?’ dan grinnik ik vanbinnen. Wat nu als ik ‘nee’ zou antwoorden? Zou de ander dan niet gaan? Geven we onze macht om zorg te dragen voor behoeften uit handen?

Als mijn zoon aan mij vraagt of hij even iets mag opzoeken op zijn telefoon, hoor ik dat als afstemming: ‘We hebben afspraken over het gebruik van de telefoon. Ik wil graag iets opzoeken. Kun jij ermee leven dat ik dat nu even doe?’ Ik wil mijn ‘mogen’ steeds meer doordrenken met zorg en afstemming en steeds minder laden met de vraag om toestemming.

We kunnen niet om woorden en verhalen heen. Ze zijn bemiddelaars die betekenis doorgeven, zoals Rumi schrijft:

Een verhaal is als water dat je opwarmt voor een bad.
Het draagt boodschappen tussen het vuur en je huid.
Het laat de twee ontmoeten en reinigt je.

Er zijn maar een paar die midden in het vuur zelf kunnen zitten,
zoals een salamander, of Abraham.
We hebben iets nodig dat er tussen komt.

Een gevoel van verzadiging komt,
maar meestal heb je wat brood nodig om het te brengen.

Schoonheid is om ons heen,
maar meestal moeten we in een tuin wandelen om het op te merken.

Het lichaam zelf is een scherm
Dat het licht dat brandt in jouw wezen
afschermt én deels laat zien.

Water, verhalen, het lichaam,
alles dat we doen, zijn middelen
die verbergen en laten zien wat verborgen is

Bestudeer ze, en geniet ervan om overspoeld te worden
met een geheim dat we soms kennen,
en dan weer niet.

(Vrij naar de vertaling van Coleman Barks, The essential Rumi (New York 1995) 171-172)

 

 

Zijn ze je opgevallen: de je, de moet, de maar? Taal en gespreksvormen zijn een uiting van intenties en verhoudingen en ze kunnen verbinding ondersteunen, geloof ik. Een dialoog en een debat voelen soms anders aan. Mijn leraar Nederlands aanspreken met ‘Ties-Jan’ doet iets met ons gesprek, zoals ook het toespreken van iemand via een ander of het aanspreken van mensen met ‘U’ iets doet.

Geweldloze Communicatie blijft voor mij zo een pad van ontdekking.

Christiaan Zandt